Martine

Winter...

Ik hoor het haar nog zeggen: ‘Ik ben dol op de herfst. Met mijn neus lopend tegen de stormwind in.’ Ze stak daadwerkelijk haar neus omhoog en naar voren. Ik zag het plaatje voor mij hoe ze de wind trotseerde. Nu vind ik de herfstkleuren prachtig, maar storm en regen ben ik niet zo van. Ook de natte winters zie ik graag weer over gaan in de lente. Behalve dan de winterse dagen dat er sneeuw en ijs ligt, die zijn mijn favoriete uitzondering. Ijs, daar kun je tenminste op schaatsen. En sneeuw, daar heb ik bijna geen woorden voor, zo mooi. Ik kan blijven staren naar de bomen waarvan alle takjes bedekt zijn met een fragiele laag sneeuw. Zodra ik de gelegenheid heb, loop ik buiten en luister ik naar het geknisper onder mijn sneeuwlaarzen.

Zo ook die wintermiddag toen ik het ziekenhuis verliet, knisperde de verse sneeuw onder mijn voeten. Ik nam de witte wereld in mij op, wat was er een flink pak sneeuw gevallen. Auto’s stonden als witte hopen achter elkaar geparkeerd. Bij mijn Corsa aangekomen, stak ik de sleutel in het slot. Of althans dat probeerde ik, de sleutel ging er maar een klein stukje in. Nog een poging, wat meer wrikken. Het hielp niets. Op dat moment schoot de gedachte door mijn hoofd: ‘Nee he, mijn slot is bevroren. Jarenlang droeg ik het flesje met slotontdooier met me mee en nooit had ik het spul nodig. Het flesje had ik daarna bij een tas-opruiming met een grote boog in de prullenbak gegooid.’ Spijtig keek ik naar mijn tas.

Wat nu? Het andere portier proberen. Ook hier ging de sleutel een stukje erin en daarna ging hij met geen mogelijkheid verder. ‘Mmm, ook bevroren.’ Zo heel erg koud vond ik het overigens niet, zou een beetje warme lucht niet helpen? Ik keek eens om me heen, niemand lette op mij. Op mijn knieën ging ik bij het slot zitten en blies, met mijn handen om mijn mond, in het slot. Het stond vast raar, toch leek me dit een betere oplossing dan gelijk hulp te moeten vragen. Met spanning stak ik daarna de sleutel weer in het slot.. hij kwam geen millimeter verder. Ik liep weer eens naar de andere kant van de auto, blies aldaar. Alles zonder effect. Inmiddels begon ik me enigszins opgelaten te voelen. Ik leek wel een inbreker zoals ik om die auto heen liep en aan het slot stond te morrelen. Er kon zomaar eens iemand aan me gaan vragen wat ik aan het doen was en of mijn verhaal dan zo geloofwaardig over zou komen.. Oké, ik had nog één optie. Via de achterklep van de auto erin kruipen. Hoe ik er dan weer uit zou komen, zou ik daarna wel weer zien. Ik deed de sleutel in het achterklepslot en tot mijn stomme verbazing zag ik ineens iets in de auto liggen wat ik helemaal niet herkende. Toen viel het kwartje. Een blik op het nummerbord bevestigde mijn geblunder. Drie auto’s verderop stond mijn eigen Corsa.

Uit deze gebeurtenis kwam bij mij de volgende gedachte op: ‘Kunnen we geestelijk niet ook zo onze blunders maken?’ Elke auto heeft zijn eigen sleutel. Is het geestelijk anders? Voor elk mens is er een specifieke sleutel om het hart van die mens te kunnen openen. Die sleutel heeft de Sleuteleigenaar. Waarom probeer ik het dan zo vaak om op mijn manier bij het hart van de ander te komen? Bij diegene die me zo lief is en waar ik me geestelijk zo’n zorgen om maak. Hoe ik ook wrik of probeer om met mijn sleutel het hart van de ander te openen, het zal me niet lukken. Er is maar één Persoon die dat kan: de Sleuteleigenaar. Hij heeft de specifieke sleutel in Zijn handen.



Deel dit artikel



Meer blog


© 2024 CGK Vrouw - Realisatie: Brand Boosters