Ik ben wel eens wat kwijt. Een adreswijziging, een boek, de naam van een persoon… Maar dit keer ben ik een diaken kwijt. Voordat de collectezang begon, heb ik de diakenen geteld. Er zaten er vier in het bankje. Drie zijn bij de eerste orgeltoon opgestaan om te collecteren. Zodra zij zitten, mag ik beginnen met de psalm. De eerste diaken is terug gekomen, de tweede ook. Maar waar is de derde? Met mijn rechterhand speel ik het voorspel, terwijl ik half over de balustrade hang om beter te kunnen kijken. Is hij gestruikeld en ligt hij languit in het gangpad? Viel de collectezak en grabbelt hij nu de muntjes bij elkaar? Of maakt hij ruzie met een gemeentelid, die de zak niet terug wil geven? Ik kijk links, ik kijk rechts en eindelijk valt het kwartje. Alle collectezakken hangen al weer keurig in het rek. Diaken Drie heeft de wijk genomen naar het toilet.
Een diaken kwijt is een stressvol moment, maar de sleutelbos kwijt… Dat is nog veel erger. Het gaat niet om zomaar wat sleutels, maar om de sleutels van de kerk! En van het orgel! Ik snap werkelijk niet waar ik ze gelaten heb. Net als anders heb ik een schoonmaakdoekje over de toetsen van het orgel gehaald, het orgel op slot gedraaid, de doekjes weggegooid en mijn autosleutels tevoorschijn gehaald. Ik stop altijd mijn sleutelbos in mijn jaszak. Altijd! En daar zit ‘ie nu niet meer in!
Ik keer het huis met bezemen, mest de auto uit, beloof een beloning aan het kind dat de sleutelbos van moeder vindt, app alle andere organisten… Maar niemand, niemand heeft mijn sleutels gezien. ‘Kan u nu morgen niet spelen?’, vraagt jongste dochter bezorgd. Jawel, in de kerk is een reservesleutel van het orgel. Maar het idee dat ik mijn sleutels kwijt ben! ‘Misschien is hij bij een wandeling uit uw jaszak gevallen en vindt iemand ander hem wel’, troost mijn oudste zoon. Maar dat is net zo eng. Misschien snapt diegene dat het de sleutel van de kerk is en breekt hij in om het zilveren avondmaalstel te stelen. Ik loop alle routes, die ik die week gewandeld heb. Maar de sleutelbos is weg en blijft weg. Ik weet niet meer waar ik het zoeken moet.
Tot ik midden in de nacht overeind schiet en manlief door elkaar schud. ‘Ik weet het!’ Hij kijkt me wat versuft aan. ‘Ik heb ze samen met de schoonmaakdoekjes in de prullenbak gegooid,’ juich ik. Manlief kan het tijdstip niet echt waarderen. Maar de volgende ochtend spoel ik triomfantelijk mijn sleutelbos schoon onder de kraan. Hoofdschuddend kijkt mijn man me aan. ‘De sleutels heb je weer.’ Zijn blik is wat meewarig. ‘Maar de kluts kwijt, dat zal wel altijd zo blijven…’