Ieder jaar bekruipt het me weer… Stapels folders die met de week dikker en eenzijdiger lijken te worden, kleurrijke magazines in de supermarkt met talloze recepten en aanbiedingen, etalages die langzamerhand veranderen in kitscherige kermisjes van winkels waar uitsluitend nog zwarte of rode kleding verkrijgbaar lijkt te zijn. En dwars door alles heen in tuincentrum en winkelstraat het eindeloos gejengel van ‘stille nacht’ en ‘gloria’: Het is weer advent!
De adventsperiode kent al oude papieren. Al in de zesde eeuw wordt geschreven over een vastenperiode voordat het Kerstfeest begint. Ook in andere vroegkerkelijke geschriften wordt ter voorbereiding op de viering van het Kerstfeest geschreven over boete en inkeer. De liturgische kleur paars verwijst daar ook in onze tijd nog nadrukkelijk naar. Het diepe wonder van het Kerstfeest vraagt voorbereiding. Overdenking van het ongelooflijke wat in de kerstnacht plaatsvond: God, Die mens werd. Jezus, Zoon van de Schepper van hemel en aarde, Koning van de wereld, daalde af in de baarmoeder van een meisje en nam onze menselijke natuur aan. Zo lief had God de wereld… Hier gaat het licht schijnen van Gods genade voor een verloren wereld.
Wie de diepe vreugde daarvan beleeft, kan feestvieren! Juist nu, in een wereld waarin zoveel mensen donkerheid ervaren. Een donkerheid die zich niet laat verjagen met wat strengen kerstverlichting en een nieuw zwart jurkje. Die ook niet weggegeten kan worden met een overdadig diner. Alle mooie, knusse plaatjes in tijdschriften ten spijt: talloze mensen zien tegen de decembermaand op, ook in onze eigen omgeving. Enquetes wijzen uit dat 15% van de bevolking in ons land zich verveelt en zich eenzaam voelt met Kerst. Onder specifieke doelgroepen zoals ouderen, singles of alleenstaande moeders lopen deze cijfers schrikbarend op. Want als Kerstfeest vooral wordt voorgespiegeld als samen eten in je mooiste kleren, wat valt er dan te vieren als er slechts één bordje op je tafel staat?
Laten we als mensen die leven vanuit het wonder van Bethlehem daarom laten zien dat het anders kan. Dat we ons hart en ons huis een plek laten zijn waar het licht van Gods genade schijnt, voor onszelf en ons gezin, maar ook voor mensen om ons heen. Ook in onze gemeentes en straten zijn mensen die verlangend uitzien naar 2 januari. Die wetenschap moet ons als kerken, als vereniging of bijbelkring toch wegen doen vinden om wat licht te brengen. Om de blijde boodschap van het Evangelie niet voor onszelf te bewaren en ons er in te wentelen in drie, vier of zelfs vijf opeenvolgende kerkdiensten. Maar om die kerkdeuren juist wijd open te zetten, zodat het gehoord en gezien wordt: in het zingen, in de verkondiging, in een gezamenlijke maaltijd, in een zangdienst, in een koffie-inloop voor de buurt. Vermoeide reiziger, hier is een herberg. Hier is het licht, hier ben je welkom. Want zo lief had God de wereld…
Laat zo de kaarsen branden: het is weer advent!