Anneke Visser woont samen met haar man en 4 kinderen
anderhalf jaar in een pastorie die stamt uit het jaar 1877.
De vrouwenmoordenaar
‘Ga je daar wonen? O kind...’ Ontsteld kijkt ze me aan en voegt er onheilspellend aan toe: ‘De vrouwenmoordenaar…’ Ongerust veer ik op. De vrouwenmoordenaar? Heb ik iets gemist? ‘Wist je dat niet?’, vraagt ze meewarig, ‘Het hele dorp weet dat toch?’ Nu heb ik een aantal jaren buiten het dorp gewoond, maar dit nieuws had ik toch moeten horen. Het moet gebeurd zijn voor mijn tijd, zo’n verhaal wat doorgegeven wordt op leugenbankjes en late verjaardagen. En mijn moeder heeft me daar natuurlijk voor behoed. Zij las me voor uit W.G. v.d. Hulst en beschermde me tegen de boze wereld.
Maar als het werkelijkheid is, moet ik het nu wel weten. Tenslotte ga ik wonen op het plaats delict. Waar zou het gebeurd zijn? In de kelder? Die is luguber genoeg. En welke arme vrouwen waren slachtoffer? Het angstzweet breekt me uit. Ik wil het niet horen. Ik ben van de verhalen vol rozengeur en maneschijn, van eind goed, al goed. Geen thrillers.
Maar gelukkig, het blijkt maar bij wijze van spreken te zijn. Volgens de dorpelingen bezorgt zo’n groot huis de deugdzame huisvrouw zoveel werk, dat zij afgesloofd en afgemat vroegtijdig naar het kerkhof gedragen kan worden. Het ging dan wel voornamelijk om de dienstboden, die ter beschikking stonden van de dominee en zijn vrouw en al boenend te vroeg verouderden.
Maar helaas, ik leef in deze tijd. Zonder dienstbode. Die is niet bij de huurprijs van de pastorie inbegrepen. Op de plaats waar ooit haar bedstede was, is nu alleen een muurgrote afbeelding van ‘Het melkmeisje’ van Vermeer te zien. Ook een dienstbode. Werkershanden. Een vermoeide blik.
De arme meid. Daar staat ze nu. Als herinnering aan alle gedienstige dienstbodes uit vroeger tijden.
Maar gelukkig, ik leef in deze tijd. Met moderne gemakken. Ik race rond met een stofzuiger of op een zitmaaier en smeer ijverig anti-rimpelcrème. De vrouwenmoordenaar? Pffft, dat is een eng verhaaltje uit vroeger tijden.