De vakantietijd loopt al bijna weer ten einde. Op mijn werk heb ik collega’s in geen weken gezien en dan komen ze met een flinke teint bruinere huid ineens weer aanlopen. ‘Hoe was je vakantie?’
‘Perfect! Ik ben naar Kreta geweest. Het was elke dag mooi weer. Ideaal strandweer. We konden elke dag naar het strand. We hoorden van de inwoners van Kreta dat dat niet vanzelfsprekend was. Als er een te sterke stroming was of te harde wind zou er niet gezwommen kunnen worden. Wij troffen het, het was elke dag geschikt weer om in zee te kunnen. Ons hotel lag vijftig meter van het strand. We konden zo via een paadje vanaf het hotel naar het strand toelopen. Daar stonden de ligstoelen voor ons klaar. En als we wat nodig hadden… je gelooft het niet, dan trokken we aan het koordje en kwam er iemand van het hotel naar ons toe. Wat heeft u nodig? Bediening op onze wenken. Alles was top geregeld. ’s Morgens kregen we een verrukkelijk ontbijt, ’s middags hielden we siësta en daarna lagen we weer op het strand.’
Er had zich een andere collega bij ons gesprek gevoegd. Ze zei: ‘Dat klinkt echt hemels zeg’. Die opmerking bleef hangen bij me. Hemels?! Als dat zo ongeveer het plaatje van de hemel is, dan hoeft een christen niet bepaald verlangend naar de hemel te zijn.
Ik moet denken aan een ander gesprek, ook naar aanleiding van een vakantie. Zij, een jonge weduwe, was voor het eerst van haar leven op vakantie in Zuid-Afrika geweest. ‘Het was zo mooi daar,’ en ze mijmerde terug in haar gedachten. ‘Even vergat ik mijn leven in Nederland. Ik voelde me weer blij en gelukkig. Ondanks het verdriet dat ik daar wel met mijn kind, maar zonder mijn man was. Het had iets van de hemel.’
De hemel als bestemming. Dit leven op aarde vliegt voorbij. De hemel wacht. Dat geeft ons christenleven perspectief. Als vanzelf komt de vraag dan op: hoe zal de hemel zijn? Ik kan er zo weinig beeld van krijgen. Toch weet ik zeker dat de hemel heerlijker zal zijn dan ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Liefelijker dan onze vakantiebestemming ooit is geweest. Als Johannes het nieuwe Jeruzalem moet beschrijven zoekt hij de mooiste beschrijving die hij kan bedenken. Hij komt uit bij een stralende bruid! Hoe onvoorstelbaar zal het in de hemel zijn.
En dan toch die vragen die ik als mens - en waarschijnlijk ben ik daarin niet de enige - bij de hemel blijf houden. Zouden we dan helemaal niet meer aan het aardse leven terugdenken? Zouden we alle pijn en verdriet daar echt zijn vergeten? ‘Wat denk jij?’ vroeg ik aan die jonge weduwe? ‘Ja,’ zei ze stellig. ‘Toen ik op vakantie was in Zuid-Afrika, vergat ik al mijn zorgen van Nederland. Alsof Nederland en de mensen daar niet meer bestonden. Zo zal het in de hemel ook zijn.’
Ze had moeilijke jaren achter de rug. Toch kwam daar dat stellige antwoord. Het toonde me haar vertrouwen in God en in Zijn plan. Ik nam de boodschap mee: leer vertrouwen dat de hemelse Vader een hemel bereid waarin we ons volkomen thuis bij Hem zullen voelen. Het zal de plaats zijn waar we allereerst bij Hem, bij God zijn. Daar is het oude leven afgelegd. Zie, Ik maak alle dingen nieuw.
Dus mogen we vertrouwen én verlangen naar de hemel als een kind. Zoals mijn zus aan haar peutertje vroeg of ze mee wilde gaan naar de Hema. Mijn nichtje antwoordde: ‘Naar de hemel mama? Ja dat lijkt mij een goed idee…’